De allerkortste samenvatting van de Wet zorg en dwang is Nee, tenzij. Omdat te begrijpen moet je wel wat achtergrondkennis hebben natuurlijk. Een iets langere samenvatting: Nee, wij leveren geen onvrijwillige zorg, tenzij het echt niet anders kan.

Maar hoe weet je nu of iets onvrijwillige zorg is? Het simpele antwoord is: wanneer de cliënt die zorg niet wil. Hoe goed bedoeld of noodzakelijk die zorg ook is.
Onvrijwillige zorg wordt niet gedefinieerd door een bepaald soort interventie, zoals vroeger onder de BOPZ met de bekende reeks middelen en maatregelen. Nee, onvrijwillige zorg wordt bepaald door hoe de cliënt het beleeft: hij of zij wil het niet!

Dus om te weten of sprake is van onvrijwillige zorg, moet je kijken hoe de cliënt de zorg beleeft. Soms is duidelijk sprake van verzet: schreeuwen, vechten, nee roepen, vluchten. Dat is duidelijke taal. Maar verzet ziet er ook wel eens een stuk subtieler uit: zich slapende houden, ogen dicht, geen antwoord geven, diep zuchten, fronsen… En om het nog moeilijker te maken: niet elk uitgeroepen Nee! betekent verzet. Je moet je cliënt kennen om te weten wat het betekent. Hoe hij of zij een zorghandeling beleeft.

Wanneer een cliënt verzet laat zien, is het de uitdaging om een alternatieve vorm van zorg te vinden die de cliënt wel accepteert. Ook dat vraagt weer kennis van de cliënt en een fikse dosis vindingrijkheid. Kijk bij ieder alternatief hoe de cliënt het beleeft. Want onvrijwillige zorg is je laatste redmiddel.

Voor de collega’s die pietje precies zijn: zorg uit de drie categorieën medicatie buiten de richtlijn, insluiting en beperking van de bewegingsvrijheid dienen altijd te worden behandeld als onvrijwillige zorg, óók wanneer deze vrijwillig wordt geaccepteerd door een cliënt.